Petronella Moens – middenin de actualiteit

Petronella Moens – middenin de actualiteit

Twee of drie jaar geleden toerden we wat door Zeeuws-Vlaanderen. We reden een dorpje in en parkeerden de auto bij de kerk. Het museumpje dat we hadden willen bezoeken, bleek dicht. De kerk was wel open. Mijn oog viel op een monumentje. Ik herkende het onmiddellijk van foto’s. Het was de buste van Petronella Moens. ‘Natuurlijk’, dacht ik. ‘Ze heeft hier in haar jeugd gewoond, in Aardenburg.’

Ik kende Petronella Moens toen al een jaar of tien. De blinde schrijfster – bijna blind, leerde ik later – heeft een grote hoeveelheid pennenvruchten nagelaten. Daartoe behoort ook ‘lekker opruiend’ patriottisch materiaal, vaak geschreven samen met haar patriottenvriend Bernardus Bosch, met wie zij enige tijd heeft gehokt. Jeugdwerk! In haar latere leven werd zij vurig Oranjeklant. Het kan verkeren.

Verder schreef Moens ook vele (opvoedkundige) jeugdboeken, dichtbundels en een enkele roman. Helaas zie je, ondanks de overweldigende hoeveelheid boeken van deze broodschrijfster, toch bijna nooit iets van haar hand in de verkoop. Zelfs van Rob, mijn vaste leverancier van het betere antieke boek, heb ik nooit een werk van Moens kunnen kopen. Moens is dus een ‘moeilijke’ schrijfster. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik op de Deventer boekenmarkt een hele stapel Moensen zag liggen. Ik heb ze bijna allemaal gekocht.

Terug naar Aardenburg. Maar een heel ander Aardenburg dan het Zeeuwse: een Aardenburg in Zuid-Amerika. Een van mijn in Deventer verworven Moensboeken heet namelijk Aardenburg, of de onbekende volksplanting in Zuid-Amerika. ‘Een lettervrucht, die hare geboorte aan gevoel en verbeelding verschuldigd is’, aldus Moens in het voorwoord. Jaar van uitgifte: 1817. Inmiddels ruim twee eeuwen oud. Het is in meerdere opzichten een opmerkelijk boek. Misschien is dat ook de reden waarom het in 2001 opnieuw is uitgegeven. Die nieuwe uitgave is voorzien van een redactioneel voorwoord. Maar om vooral onbevangen mijn lekenkijk op de roman Aardenburg te geven, heb ik dát bewust niet gelezen.

De roman – want dat is het – gaat over een aantal Nederlanders die een kolonie (volksplanting) stichten in Zuid-Amerika. Het is een door Moens gedroomde perfecte samenleving, maar wel eentje met een Protestants Christelijke signatuur. Moens is tenslotte de dochter van een dominee.

Wat opvalt, is dat het verhaal niet chronologisch wordt verteld. Het boek begint bijna aan het einde van het verhaal. Pas daarna gaan we naar het begin. Gebeurt dat vaker in literatuur uit die tijd? In de 18e- en 19e-eeuwse romans die ik heb gelezen, is de verhaallijn volgens mij altijd chronologisch. Maar misschien vergis ik mij. Moens heeft het vast niet uitgevonden. Verder komen er in het verhaal redelijk wat cliffhangers voor. Wat nu als er twee eeuwen geleden al film was geweest? Had de cineast Moens dan een script geschreven in plaats van een roman?

Over romans gesproken, Moens gaat behoorlijk te keer tegen de romans, die in haar ogen een gevaar zijn voor de ontwikkeling van jonge vrouwen. ‘Die troep niet lezen, hoor!’, horen we haar denken, om vervolgens de hoofdpersoon op zoek te laten gaan naar de geschikte huwelijkspartner, die deze Nederlandse ‘mister Darcy’ na de nodige verwikkelingen natuurlijk ook vindt. Opmerkelijk is verder dat Moens aan het eind van het verhaal terugvalt in een oude romanvorm: de briefroman. Daar kennen we eind 18e eeuw voldoende voorbeelden van in de Nederlandse literatuur. In de 19e eeuw verdwijnt deze volledig, maar in haar Aardenburg laat zij het vuur nog even oplaaien. Even, want Moens verlaat de briefvorm ook weer snel.

Aardenburg mag dan gesticht zijn door Nederlanders, er wonen niet alleen Nederlanders. Ook Afrikanen en Indianen vinden we er terug. Hoe de Afrikanen daar terecht zijn gekomen, zal niemand verbazen: rechtstreeks van de slavenboot. Van slavernij moet Moens niet veel hebben, blijkt wel. Want de door de founding fathers gekochte slaven leven in vrijheid in Aardenburg. Sterker nog: er vinden gemengde huwelijken plaats. En Moens beschrijft dat alsof het de gewoonste zaak ter wereld is. Toch moet dat anno 1817 wel een opmerkelijk liberale gedachte zijn geweest. Heeft Moens blindheid daaraan bijgedragen? Zij zag immers ook geen verschil tussen de verschillende mensenrassen.

Met de slavernij zijn we terug in de hedendaagse actualiteit, want het onderwerp staat opeens weer op veler agenda. Er zijn zelfs politieke partijen die excuses verlangen van de Nederlandse regering voor ‘ons’ slavernijverleden. Die excuses gaan er volgens Rutte niet komen. Excuses aan wie ook? Er is geen gewezen slaaf meer in leven en datzelfde geldt voor de slavenhandelaren. Storend is de nogal eenzijdige kijk van deze excuusvragers op de slavenhandel. Moens laat haar mister Darcy zuchten in Algerijnse slavernij. De handel in Europese slaven was begin 19e eeuw nog springlevend in Barbarije, het huidige Marokko, Algerije, Tunesië en het westen van Libië. Kleur, noch religie was daarbij van belang. Pas in 1816, na een geallieerde militaire expeditie, kwam daar een eind aan de handel in Europese slaven. Niet toevallig is dat ook het jaar waarin Moens haar Aardenburg schrijft. Middenin de actualiteit!

Wie weet nu nog iets af van de Barbarijse slavenhandel? Jetten, een van de initiatiefnemers tot de excuusbede, vast niet. Misschien moet hij Marokko, Algerije en Tunesië ook maar om excuses vragen voor hun slavernijverleden.

Berkel en Rodenrijs, 13 juli 2020

Ruben Stam